University of Twente Student Theses
Zorgallocatie in het verzorgingshuis : huisarts versus verpleeghuisarts
Wijk, M. van (2006) Zorgallocatie in het verzorgingshuis : huisarts versus verpleeghuisarts.
PDF
580kB |
Abstract: | In verband met de vervanging van een bestaand verzorgingshuis door een nieuw gezondheidszorgcomplex en de hieraan verwante, noodzakelijke, tijdelijke verhuizing van de betreffende verzorgingshuisbewoners, is binnen Trivium zorggroep Twente de situatie ontstaan dat de traditionele eerstelijns huisartsenzorg van de betrokken bewoners tijdelijk wordt aangeboden door de dienstdoende verpleeghuisartsen. Zij werken als waarnemend huisarts en hebben de volledige huisartsenzorg van de verzorgingshuisbewoners overgenomen. Door het vernieuwende karakter van de ontstane situatie en met het oog op de toekomstige terugkeer van de bewoners naar het nieuwe zorgcomplex, is binnen de organisatie van Trivium de vraag ontstaan hoe de toekomstige allocatie van de huisartsenzorg het beste kan worden afgestemd op de behoeftes van de verzorgingshuisbewoners. Enerzijds. Hebben de betrokken huisartsen veelal door de lange relatie een hechte band met de bewoners. Anderzijds is de ouderenzorg juist de specialisatie van een verpleeghuisarts. Tevens spelen de huidige maatschappelijke ontwikkelingen binnen de verpleging en verzorging, zoals ontschotting en toenemende samenwerking tussen beide types instellingen, een rol bij het behandelen van het vraagstuk over de allocatie van de huisartsenzorg. In opdracht van Trivium zorggroep Twente is een vergelijkend onderzoek naar de kwaliteit van de eerstelijns huisartsenzorg, enerzijds aangeboden door huisartsen en anderzijds door verpleeghuisartsen aan de verzorgingshuisbewoners van Trivium, uitgevoerd. Daarbij is ook gekeken hoe het oordeel van de kwaliteit zich vertaalt in de mate van tevredenheid over de geboden eerstelijns zorg. De onderzoekspopulatie is verbreed door ook verzorgingsmedewerkers te betrekken bij het onderzoek. Uit het vooronderzoek bleek deze groep een belangrijke schakel te zijn, vooral met betrekking tot de communicatie tussen artsen en cliënten en daarmee ook met betrekking tot de continuïteit van de zorgverlening. De betrokken huisartsen en verpleeghuisartsen zijn benaderd om een invulling te geven aan een eventuele toekomstige samenwerking. Een literatuurstudie is verricht om inzicht te krijgen in de definiëring en operationalisering van de kwaliteit en tevredenheid van de zorg. Hieruit bleek het SERVPERF-model geschikt te zijn. Het vooronderzoek, bestaande uit tien diepte-interviews, leverde de concrete invulling voor het hoofdonderzoek. De zes kwaliteitsdimensies die binnen het hoofdonderzoek gebruikt werden waren: betrouwbaarheid, zorgzaamheid, responsiviteit, inlevingsvermogen, multidisciplinaire aanpak en het zorgdossier. Voor de uitvoering van het hoofdonderzoek zijn vragenlijsten ontwikkeld. De vragenlijsten zijn zo opgesteld dat op basis van de genoemde kwaliteitsdimensies een vergelijking kon worden gemaakt tussen de kwaliteit van de zorg aangeboden door enerzijds huisartsen en anderzijds verpleeghuisartsen. Het hoofdonderzoek is uitgevoerd onder 66 cliënten, 27 verzorgingsmedewerkers, zeven huisartsen en drie verpleeghuisartsen. Uit de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de cliënten zowel voor wat betreft de verschillende kwaliteitsdimensies als de mate van tevredenheid het positiefst zijn over de huisarts. Bij de cliënten blijkt vaak de langdurige band en het vertrouwen dat zij hebben opgebouwd met de huisarts een belangrijke rol te spelen. De verzorgingsmedewerkers blijken voor wat betreft de kwaliteitsdimensies een iets hogere score aan de verpleeghuisarts toe te kennen, al zijn een groot deel van deze verschillen niet significant. De verzorgingsmedewerkers zijn echter het meest tevreden over de huisarts, al zijn ook deze verschillend niet significant. Bij zowel de cliënten als verzorgingsmedewerkers worden de verschillende aspecten aangaande de responsiviteit van de verpleeghuisarts slecht beoordeeld. Het gebruik van het zorgdossier door de verpleeghuisarts wordt echter significant hoger gewaardeerd. Geconcludeerd kan worden dat de cliënten een grote voorkeur hebben voor de huisarts. De verzorgingsmedewerkers hebben, daarentegen, een minder uitgesproken voorkeur. Vooral het verbeteren van aspecten met betrekking tot de responsiviteit van de verpleeghuisarts, zoals de beschikbaarheid en bereikbaarheid, het snel kunnen komen bij spoedgevallen en het kunnen maken van een afspraak dienen ter aanbeveling. Tevens kan het verbeteren van het gebruik van het zorgdossier door de huisarts worden aanbevolen. De betrokken (verpleeg)huisartsen zijn welwillend voor wat betreft een toekomstige samenwerking. Hierbij staan vooral de wederzijdse aanvulling en afstemming van kennis centraal. Dit zal volgens de betrokken artsen het beste tot stand kunnen komen via structurele overleggen. Een andere aanbeveling is het bieden van consultmogelijkheden bij de verpleeghuisarts voor cliënten die de zorg ontvangen van de huisarts. Het hanteren van korte lijnen, die de mogelijkheid bieden tot snellere consultatie, de allocatie van één vaste verpleeghuisarts en de aanwezigheid van huisartsen in het woongebouw van de cliënten, zijn eveneens aan te bevelen. |
Item Type: | Essay (Master) |
Clients: | Trivium Zorggroep Twente |
Faculty: | BMS: Behavioural, Management and Social Sciences |
Subject: | 05 communication studies |
Programme: | Communication Science MSc (60713) |
Link to this item: | https://purl.utwente.nl/essays/57577 |
Export this item as: | BibTeX EndNote HTML Citation Reference Manager |
Repository Staff Only: item control page