University of Twente Student Theses

Login

“Institutionele repertoires bij de verantwoordingsplicht groepsrisico”; een kwalitatief onderzoek (literatuuronderzoek en case study) naar institutionele repertoires bij de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Asma, Rutger (2009) “Institutionele repertoires bij de verantwoordingsplicht groepsrisico”; een kwalitatief onderzoek (literatuuronderzoek en case study) naar institutionele repertoires bij de verantwoordingsplicht groepsrisico.

[img] PDF
1MB
Abstract:De voor u liggende afstudeerscriptie richt op de verantwoordingsplicht groepsrisico. Een, na de Enschedese vuurwerkramp ontstane, motiveringsplicht voor overheden in geval een (ver)hoog(d) extern veiligheidsrisico wordt toegestaan. De verantwoordingsplicht groepsrisico verschilt in zoverre van een andere (hardere) gehanteerde plaatsgebonden norm, dat het een risico betreft dat in samenhang met de totale omgeving van het bedrijf moet worden gezien. De maatschappelijke omgevingsmeerwaarde, rol van de brandweer en (geografische) alternatieven zijn punten waar inhoudelijk verantwoording over moet worden afgelegd. In het verlengde hiervan is het interessant om te zien hoe overheden deze plicht oppakken. Niet alleen om op basis van de onderzoeksresultaten lokale overheden een zeker houvast te bieden. Ook om een zo optimaal en duurzaam mogelijke omgang met industriële risico’s te bewerkstelligen. Het onderzoeksrapport behandelt daarbij alle relevante beleidsaspecten die samenhangen met de invoering en implementering van de verantwoordingsplicht groepsrisico. Er wordt zowel een theoretische als een praktische deelbeschrijving gegeven van het beleidsprobleem. De theorie bestaat uit een theoretisch-analytisch kader en stelt de lezer in staat om het af te leggen empirische onderzoekspad te kunnen zien. Praktische-, bestuurlijke- en sociologische elementen worden uit de theorie afgeleid en geanalyseerd. Vervolgens komt in het praktische onderzoeksdeel een deel van de Drechtse spoorzone aan bod, waarop de verantwoordingsplicht betrekking heeft. Daarbij is vooral de gemeentelijke aanpak en omvang van de plicht tot verantwoorden beschreven. De kernvraag waarop de scriptie een antwoord probeert te geven luidt dan ook: a) welke institutionele repertoires kunnen bij het bevoegd gezag t.a.v. de verantwoordingsplicht groepsrisico worden onderscheiden en b) in hoeverre bevatten deze repertoires elementen dien aan de publieke acceptatie ervan bijdragen? Het antwoord op deze kernvraag wordt in gestructureerde vorm gegeven en verdeelt over een aantal onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen zijn als volgt: 1. Wat is de ontwikkeling en (huidige) positie van het risicobegrip: groepsrisico in de externe veiligheid in algemene zin? (hoofdstuk 3) 2. Welke praktijkaspecten zijn bij de verantwoordingsplicht groepsrisico van belang en welke (bestuurlijke) elementen zouden voor dit repertoire noodzakelijk kunnen zijn om publieke acceptatie ervan mogelijk te maken? (hoofdstuk 4) 3. Welke institutionele repertoires kunnen bij het bevoegd gezag onderscheiden worden t.a.v. de verschillende praktijkaspecten van de verantwoordingsplicht groepsrisico en welke inhoudelijke afwegingsaspecten liggen ten grondslag in het toestaan van een GR overschrijdende situatie? (hoofdstuk 5) 4. In hoeverre bevatten de onderzochte repertoires elementen die aan de publieke acceptatie ervan kunnen bijdragen? (hoofdstuk 5) 5. Welke aanbevelingen zijn er op basis van het onderzochte repertoire te schetsen? (hoofdstuk 6) Wat is de ontwikkeling en (huidige) positie van het risicobegrip: groepsrisico in de externe veiligheid in algemene zin? In de jaren 70, 80, 90 en de 21e eeuw hebben zich de nodige rampen en incidenten voltrokken. De op 27 oktober 2004 in werking getreden Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen vormt de kern van het externe veiligheidsbeleid. Het BEVI bepaalt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico’s voor mensen die buiten een bedrijf met gevaarlijke stoffen verblijven. Aan het plaatsgebonden risico wordt een harde, vaste waarde gekoppeld waarmee gemeenten en provincies de veiligheidsafstanden rond risicobedrijven kunnen bepalen. Voor het groepsrisico geldt er een zogenaamde verantwoordings, c.q. motiveringsplicht. Bij deze plicht zijn geen veiligheidsnormen neergelegd. Lokale overheden moeten bij het accepteren van een (ver)hoog(d) groepsrisico een verantwoording te geven over het hoe en waarom. Welke praktijkaspecten zijn bij de verantwoordingsplicht groepsrisico van belang en welke (bestuurlijke) elementen zouden voor dit repertoire noodzakelijk kunnen zijn om publieke acceptatie ervan mogelijk te maken? 3 3 Er zijn grofweg een viertal praktische aspecten te onderscheiden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het technische inhoudelijke aspect moet volgens de artikelen 12 en 13 van BEVI in een milieuvergunning of een bestemmingsplan worden opgenomen. De maatschappelijke kosten en baten hebben betrekking op de maatschappelijke kant van het ruimtelijke plan en richten zich op een evt. uit te voeren analyse. De bestuurlijk/juridische factor wordt gevormd door de, bij het overheidsfunctioneren van belang zijnde, beleidsregels en de strafrechtelijke aansprakelijkheid. De laatste variabele, het communicatieve aspect, heeft betrekking onderlinge samenwerking tussen de betrokken gemeentelijke afdelingen en de (risico)communicatie naar de buitenwereld. Om een uiteindelijke publieke acceptatie van het gemeentelijk handelen te realiseren zijn een tweetal factoren van belang. Voor institutionele actoren die een publiek belang behartigen is een zekere mate van legitimiteit noodzakelijk. De burger kan door het hebben van inzicht in deze beleidsregels begrijpen waarom de overheid tot een bepaalde keuze is gekomen of waarom ze op een bepaalde manier gehandeld heeft. Deze “mogelijkheid tot verklaren” zal vervolgens bijdragen aan het burgerlijke vertrouwen (trust) in instituties met betrekking tot het adequaat omgaan met risico’s. Welke institutionele repertoires kunnen bij het bevoegd gezag onderscheiden worden ten aanzien van de verschillende aspecten van de verantwoordingsplicht groepsrisico en welke inhoudelijke afwegingsaspecten liggen ten grondslag in het toestaan van een GR overschrijdende situatie? De gemeente Dordrecht/Zwijndrecht heeft door middel van een opgesteld toetsingskader een rationele beoordeling proberen te maken van een groepsrisico-overschrijdende situatie. Deze situatie is, in vergelijking met andere groepsrisico-overschrijdende situaties complex te noemen vanwege de aanwezigheid van meerdere risicobronnen (spoor en rijksweg) en de grote hoeveelheden te vervoeren gevaarlijke stoffen. De beschrijvingen van de vier aspecten van de verantwoordingsplicht geven een goede indicatie van het verlopen VG-proces. Uit de technische-, maatschappelijke kosten en baten-, bestuurlijk/juridisch- en communicatieve- aspecten valt wel een duidelijke werkbare structuur af te lezen. Een structuur die gedeeltelijk als een uniforme werkwijze kan worden gezien. Bij de institutionele afweging tot het toestaan van de groepsrisico-overschrijdende situatie zijn meerdere directe en indirecte factoren van invloed geweest. De verbeterde externe veiligheid en bereikbaarheid van de locatie, de (positieve) economische gevolgen voor het betreffende stadsdeel, de economische impuls en een (uiteindelijk) aantrekkelijk investeringsklimaat voor het bedrijfsleven vormen de belangrijkste. Het is niet gelukt om achter de specifieke succes- en faalfactoren van het afwegingsproces een vinger te krijgen. In hoeverre bevatten de onderzochte repertoires elementen die aan de publieke acceptatie ervan kunnen bijdragen? De factoren die bijdragen aan publieke acceptatie van het gemeentelijk handelen, namelijk legitimiteit en vertrouwen, zijn met betrekking tot het verantwoordingsproces in ruime mate aanwezig geweest. Bij de factor “legitimiteit” wordt uitgegaan van een strategische formele organisatie die bureaucratisch van aard is. Deze organisatie kenmerkt zich door routinematige handelingen die volgens formele procedures verlopen. Voor de vertrouwensfactor geldt hetzelfde. Het burgerlijke vertrouwen in expertsystemen is gemeten aan de hand van de respondenten die van de organisatie zelf zijn onttrokken. Zowel van ambtelijk- als bestuurlijk niveau. De mate van vertrouwen is bepaald door toetsing op een aantal noodzakelijk aanwezige elementen. De “aanwezigheidsfactor” is leidend geweest in het vaststellen van de grootte van het burgerlijke vertrouwen en legitimiteit in de overheid. Welke aanbevelingen zijn er op basis van het onderzochte repertoire te schetsen? Op basis van het theoretisch-analytische kader en het praktijkonderzoek zijn een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Voor zowel de vier praktische aspecten als de twee factoren voor publieke acceptatie worden een aantal aanbevelingen gegeven. Gemeenten die met vergelijkbare verantwoordingssituaties te maken hebben, hebben door deze aanbevelingen een aantal bouwstenen voorhanden, waarmee de verantwoordingsmuur gemetseld kan worden. De verantwoordingssituaties kunnen daarbij verschillen. Gemeentelijke organisaties lopen veelal uiteen, verschillen van agenda- en budgetvoering en kampen met uiteenlopende groepsrisico-overschrijdingen
Item Type:Essay (Master)
Clients:
Royal Haskoning
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:88 social and public administration
Programme:Public Administration MSc (60020)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/60212
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page