University of Twente Student Theses

Login

De maatregel ISD binnen de Penitentiaire Inrichtingen Vught. Een onderzoek naar de gevolgen die de invoering van de maatregel ISD, en in het bijzonder de bijbehorende programma’s, heeft voor het executieve personeel van de PI Vught

Vette, Danny (2010) De maatregel ISD binnen de Penitentiaire Inrichtingen Vught. Een onderzoek naar de gevolgen die de invoering van de maatregel ISD, en in het bijzonder de bijbehorende programma’s, heeft voor het executieve personeel van de PI Vught.

[img] PDF
570kB
Abstract:Sinds 1 oktober 2004 is de strafrechtelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van kracht. Primair beoogt de maatregel stelselmatige daders voor de duur van twee jaar uit de roulatie te nemen. Secundair richt zij zich op reïntegratie door middel van programma’s om gedragsverandering bij deze stelselmatige daders te bewerkstelligen. Deze afstudeerscriptie richt zich op de gevolgen van de invoering van de maatregel ISD voor het executieve personeel van de PI Vught. In het bijzonder gaat het om de gevolgen van de bij de maatregel behorende programma’s. Om de doelstelling van het onderzoek concreet te maken is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Wat is de rol van het executieve personeel bij het uitvoeren van programma’s in het kader van de maatregel ISD? Het is het sociale constructivisme dat, als theoretisch kader, dient als bril waarmee naar de onderzoeksvraag wordt gekeken. In deze benadering staat het proces centraal dat zich afspeelt tussen de formulering van beleid en de uiteindelijke beslissingen die in de alledaagse praktijk worden genomen. De uitvoering van beleid wordt gezien als een sociaal proces dat plaatsvindt tussen de uitvoerders van beleid en hun cliënten. De uitvoerders van beleid beschikken hierbij over discretionaire ruimte. Dat wil zeggen een zekere beleidsvrijheid om de kloof tussen algemene regels en specifieke situaties te kunnen overbruggen. Deze beleidsvrijheid kan zijn oorsprong vinden op vier niveaus: de regelgeving, de uitvoerende organisatie, de uitvoerende ambtenaar en de cliënten. In de relaties tussen deze verschillende niveaus krijgt het proces van sociale constructie van beleid vorm. Deze vier niveaus worden met andere woorden ook wel de bronnen van de discretionaire ruimte genoemd. Deze bronnen zijn op hun beurt weer te herleiden naar acht verschillende indicatoren. Het onderzoek richt zich dan ook in grote mate op deze indicatoren, waarbij nagegaan wordt in welke mate zij bijdragen aan de discretionaire ruimte die het executieve personeel heeft bij het uitvoeren van programma’s. Een belangrijke veronderstelling bij het vast stellen van de discretionaire ruimte van het executieve personeel is dat zij ook daadwerkelijk beslissingen dienen te nemen. Dit is van belang gezien het feit dat de wet- en regelgeving een voorname taak weglegt bij een nieuw soort functionaris: de trajectcoördinator. Aangezien deze zich vooral bezig houdt met voortgangsbewakende en coördinerende taken is het de vraag wie zich daadwerkelijk bezig houdt met de uitvoering van programma’s. Het ligt voor de hand dat dit het executieve personeel is. Het zijn de eerste drie onderzoeksvragen die antwoord geven op de vraag welke taken het executieve personeel heeft bij de uitvoering van programma’s. Hiervoor worden door middel van bureauonderzoek worden achtereenvolgens de wet- en regelgeving, de beleidsinvoering (de organisatie) en de individuele programma’s van ISD’ers onderzocht. Geconcludeerd wordt dat het personeel bij het uitvoeren van programma’s vijf taken heeft: het voeren van begeleidingsgesprekken, rapporteren, discipline en structuur aanleren, openstaan voor de problematiek van de doelgroep en motiverend begeleiden. De vierde en laatste onderzoeksvraag brengt vervolgens, aan de hand van de acht indicatoren, in kaart welke discretionaire ruimte het personeel heeft bij de gevonden taken. Naast bureauonderzoek is gebruik gemaakt van een enquête onder het executieve personeel om deze vraag te beantwoorden. Per indicator wordt, op de schaal groot-middel-klein, weergegeven welke mate van discretionaire ruimte het executieve personeel heeft. Zes indicatoren dragen bij aan een grote mate van discretionaire ruimte en één aan gemiddelde mate van discretionaire ruimte. Bij één indicator is niet vast te stellen in welke mate wordt bijgedragen 5 aan discretionaire ruimte. Als conclusie volgt dat het executieve personeel een grote discretionaire ruimte heeft bij de uitvoering van de vijf taken in het kader van programma’s behorende bij de maatregel ISD. Een grote discretionaire ruimte voor het executieve personeel leidt tot een zeer onduidelijke rol van het executieve personeel bij het uitvoeren van programma’s in het kader van de maatregel ISD. Vanuit de verschillende beleidsdocumenten wordt duidelijk welke toepassingsprestaties bestaan ten aanzien van het executieve personeel. Opvallend is echter dat deze niet bekend zijn bij de executieven, maar wel worden uitgevoerd. Het uitvoeren van de toepassingsprestaties hoort eerder bij de standaard taakuitvoering dan dat dit het gevolg is van de invoering van de maatregel ISD. In het kader van de maatregel ISD is de daadwerkelijke uitvoering van de toepassingsprestaties afhankelijk van de individuele medewerker en zijn normale taakopvatting. Kort door de bocht geredeneerd zou gesteld kunnen worden dat de invoering van de maatregel ISD geen gevolgen heeft voor het executieve personeel van de PI Vught. Indien echter nader wordt ingezoomd op de resultaten van het onderzoek zijn toch een vijftal gevolgen te noemen. Dit zijn achtereenvolgens: het rapporteren aan de hand van een standaard format, de toename van de complexiteit van de doelgroep, de toename van de afhankelijkheidsrelatie tussen ISD’ers en het executieve personeel, de wijze van motiverend begeleiden en de manier waarop de begeleidingsgesprekken worden gevoerd. Deze nuanceringen worden vervolgens gespiegeld aan de interviewvraag die zich richt op welke veranderingen het executieve personeel ervaart met de komst van de ISD’ers. Gesteld kan worden dat alleen een deel van de groepswerkers (als deel van het onderzochte executieve personeel) aangeeft de ISD’ers een complexere doelgroep te vinden dan hetgeen ze gewend is. Slechts een klein deel van de nuanceringen wordt hiermee gestaafd. Een grote meerderheid van de respondenten geeft aan veranderingen te ervaren als gevolg van de voor ISD’ers verplicht gestelde werkwijze van het programma Terugdringen Recidive. De slotconclusie is dan ook dat het eerder de voor ISD’ers verplicht gestelde TR-werkwijze is die zorgt voor veranderingen dan dat de veranderingen sec gelegen zijn in de komst van de ISD’ers zelf. Daarmee wordt de conclusie dat de invoering van de maatregel ISD geen gevolgen heeft voor het executieve personeel in grote mate onderbouwd. Tot slot worden een aantal aanbevelingen gedaan naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek. Hierbij is het verleidelijk om aanbevelingen te doen die de strekking hebben om tot op detailniveau te beschrijven wie welke taken heeft en welke beslissingsruimte de verschillende uitvoerders hebben. In het geval van de maatregel ISD is dit niet wenselijk. De maatregel beoogt immers een gedragsverandering te bewerkstelligen bij de doelgroep van de maatregel. Het sociaal constructivisme heeft duidelijk gemaakt dat in dit soort gevallen het niet anders kan, dat de uitvoerders die het dichtst bij de doelgroep staan de meeste invloed hebben. Het executieve personeel dient als gevolg hiervan over ruimte te beschikken om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen,
Item Type:Essay (Master)
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:88 social and public administration
Programme:Public Administration MSc (60020)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/60428
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page