University of Twente Student Theses
Onderzoek naar de werkdruk van spoedeisende hulp artsen in het Deventer Ziekenhuis
Elderman, H.J. (2010) Onderzoek naar de werkdruk van spoedeisende hulp artsen in het Deventer Ziekenhuis.
Full text not available from this repository.
Full Text Status: | Access to this publication is restricted |
Abstract: | Probleemdefinitie De aanleiding tot dit beschrijvende onderzoek is een drietal problemen, die de SEH-artsen in het DeventerZiekenhuis (DZ) ondervinden. Ten eerste geven de SEH-artsen aan een discrepantie te ervaren tussen de taken die zij moeten uitvoeren en de taken die zij daadwerkelijk uitvoeren. Zo stellen zij dat ze alle tijd nodig hebben voor patiëntenzorg en hierdoor geen tijd meer hebben voor kwaliteitsverbeteringactiviteiten en het coördineren en organiseren van de SEH-afdeling en haar medewerkers. Ten tweede hebben de SEH-artsen het gevoel dat 30 à 40 procent van hun tijd benodigd is voor administratie, waardoor zij andere taken niet afkrijgen en patiënten soms lang moeten laten wachten. Het derde probleem is een gevolg van de eerste twee problemen, namelijk dat de SEH-artsen een erg hoge werkdruk ervaren. Deze wordt vooral veroorzaakt door de piekmomenten, maar ook het structureel niet toekomen aan taken veroorzaakt werkdruk. Om aan deze problemen het hoofd te kunnen bieden hebben de SEH-artsen aangegeven extra personeel nodig te hebben, maar de maatschap die de SEHartsen betaalt wil eerst meer inzicht hebben in de problematiek en vastgesteld hebben hoe vaak de problemen voorkomen, voordat er maatregelen worden genomen. Doel en onderzoeksvragen Het doel van dit onderzoek is om de mate waarin de SEH-artsen tijdsgebrek en hoge werkdruk ondervinden vast te stellen, waarna aanbevelingen zullen worden gedaan om deze problemen aan te pakken. Om dit te bereiken is inzicht verschaft in de huidige situatie, door de werkzaamheden van de SEH-artsen, hun tijdsverdeling en de mate waarin zij werkdruk ondervinden in kaart te brengen en te analyseren. Ook is op een algemene bedrijfkundige manier de SEH-afdeling in kaart worden gebracht, zodat inzicht wordt verkregen in het werkterrein van de SEH-artsen en de positie die de SEH-artsen hierbinnen innemen. De volgende zes onderzoeksvragen zijn in dit onderzoek gehanteerd: 1. Welke werkzaamheden worden door de SEH-artsen uitgevoerd? 2. Hoe is de werklast die wordt veroorzaakt door patiëntenzorg verdeeld tussen de verschillende hulpverleners op de SEH-afdeling? 3. Hoe ziet de tijdsbesteding van de SEH-artsen eruit? 4. Hoe verdelen SEH-artsen hun tijd, onderverdeeld naar hun drie hoofdtaken? 5. Hoe beleven de SEH-artsen hun werkdruk gedurende de dag? 6. Hoe vaak ondervinden de SEH-artsen een werkdruk die als té hoog wordt bevonden? Methodiek Voor de beantwoording van deze onderzoeksvragen zijn diverse methoden gebruikt. Zo is gebruikt gemaakt van observaties (4 weken), literatuuronderzoek, een arbeidstijdmeting (op 12 doordeweekse dagen; 1498 metingen), een werkdrukmeting (op 12 doordeweekse dagen; 48 metingen) en zijn kwantitatieve gegevens opgezocht in het informatiesysteem EZIS dat op de SEH-afdeling wordt gebruikt. Bevindingen De belangrijkste bevinding is dat er een discrepantie bestaat tussen wat de SEH-artsen aangeven dat hun hoofdtaken zijn enerzijds en hun functieomschrijving anderzijds. Door de SEH-artsen wordt aangeven dat zij drie hoofdtaken hebben: (1) patiëntenzorg, (2) structurele kwaliteitsverbetering en (3) het coördineren en superviseren van activiteiten en personeel op de SEH-afdeling, maar in de functieomschrijving van de SEH-artsen staat dit niet expliciet geformuleerd. Hierin staat dat de kern van de functie bestaat uit het leveren van patiëntenzorg. Daarnaast dienen de SEH-artsen ook structurele kwaliteitsverbeteringactiviteiten uit te voeren, maar de functieomschrijving is onduidelijk m.b.t. het wel of niet coördineren en organiseren van activiteiten en ander personeel. Pagina 3 van 53 Verder is vastgesteld dat de SEH-artsen geen kwaliteitsverbeteringactiviteiten uitvoeren, zij 40,6% van alle aangemelde patiënten op de SEH-afdeling zien (de andere 59,4% van de patiënten wordt gezien door arts-assistenten of specialisten) en zij alleen bezig zijn met hun eigen patiënten. In principe werken de SEH-artsen, de verpleegkundig en de arts-assistenten allemaal zelfstandig, waarbij zij zorg dragen voor hun eigen activiteiten en zich nauwelijks bemoeien met het werk van een ander. Overigens is het wel zo dat wanneer er bij de arts-assistenten problemen ontstaan qua beschikbare capaciteit de SEHartsen worden geacht te komen helpen, wat andersom niet het geval is. Ten derde is m.b.v. de arbeidstijdmeting met een 96% betrouwbaarheid en een 2,5% foutmarge vastgesteld dat de SEH-artsen 72,6% van hun tijd besteden aan patiënt gerelateerde activiteiten – waarvan zij 20,5% besteden aan het bed van een patiënt en 20,3% aan administratie. Van de overige 27,4% wordt 18,4% besteed aan niet patiënt gerelateerde activiteiten die wel werk gerelateerd zijn (bijv. vergaderingen) en 9,0% besteden aan niet werkgerelateerde activiteiten. Als laatste is m.b.v. de werkdrukmeting vastgesteld dat de SEH-artsen in 6,3% van hun tijd de werkdruk als té hoog ervaren. Uit de literatuur blijkt dat wanneer SEH-artsen het té druk hebben, dit ongewenste effecten kan hebben voor de geleverde patiëntenzorg en gemoedstoestand van de SEH-artsen. Daarom is dan ook besloten dat er maatregelen moeten worden genomen om de SEH-artsen te beschermen tegen de té hoge werkdruk. Aanbevelingen Op basis van de bevindingen zijn aanbevelingen gedaan. Ten eerste wordt aanbevolen dat er binnen het DZ opnieuw moet worden overlegd en nagedacht door de VSD en de SEH-artsen over hoe de SEHafdeling zou moeten worden georganiseerd en welke positie de SEH-artsen hierbinnen zouden moeten vertolken. Verwachtingen m.b.t. rechten en plichten van de SEH-artsen dienen hierbij door beide partijen te worden uitgesproken en eventueel bediscussieerd, zodat na afloop van deze bespreking(en) alle ‘neuzen in dezelfde richting staan’. Afhankelijk van de uitkomst van dit gesprek zullen er vervolgens maatregelen moeten worden genomen. Wanneer de situatie blijft zoals die nu is, dan moeten er meer ‘oproepkrachten’ vanuit het ziekenhuis beschikbaar worden gesteld en/of de werkzaamheden over de beschikbare handen op de SEH-afdeling beter te verdelen om pieken in drukte op te vangen. Wanneer dit niet mogelijk is dienen SEH-artsen aangenomen te worden, met als nadeel dat wanneer het rustig is er (nog) meer overcapaciteit is. Daarnaast wordt aanbevolen om elk eerste uur van SEH-artsen met een tussendienst te benutten voor kwaliteitsverbeteringactiviteiten. Ook dienen vergaderingen, praatjes van co-assistenten en het ontvangen van gasten zoveel mogelijk ’s ochtends tussen 08h30 en 10h00 te gebeuren, i.p.v. overdag, omdat het dan relatief rustig is qua patiëntgerelateerde werkzaamheden. Afsluitend wordt aanbevolen om de discussie rondom de positie van de SEH-arts binnen het DZ voort te blijven zetten, net zolang totdat de SEH-arts een plaats heeft verworven binnen de bestaande hiërarchie van het ziekenhuis. |
Item Type: | Essay (Bachelor) |
Clients: | Deventer Ziekenhuis |
Faculty: | BMS: Behavioural, Management and Social Sciences |
Subject: | 85 business administration, organizational science |
Programme: | Industrial Engineering and Management BSc (56994) |
Link to this item: | https://purl.utwente.nl/essays/60797 |
Export this item as: | BibTeX EndNote HTML Citation Reference Manager |
Repository Staff Only: item control page