University of Twente Student Theses

Login

De relatie tussen KRW & WB21 maatregelen in beekdalen en droge voeten benedenstrooms - Analyse van de effecten van maatregelen in het stroomgebied De Dommel op wateroverlast rond ’s-Hertogenbosch.

Entzinger, Niels Alwin (2011) De relatie tussen KRW & WB21 maatregelen in beekdalen en droge voeten benedenstrooms - Analyse van de effecten van maatregelen in het stroomgebied De Dommel op wateroverlast rond ’s-Hertogenbosch.

[img] PDF
5MB
Abstract:Vanuit het beleidstraject Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt beekherstel veelvuldig toegepast om een gezondere en natuurlijkere beek te krijgen en vanuit het beleidstraject Waterbeheer 21e eeuw (WB21) worden retentiegebieden aangelegd om gebieden te beschermen tegen wateroverlast. Dit onderzoek gaat na of de beide maatregelen effect hebben op hoogwater benedenstrooms. Het onderzoek analyseert de effecten van beekherstel en retentie bij een maatgevende meteorologische situatie voor het stroomgebied van De Dommel met behulp van een computermodel waarmee het hydraulisch-hydrologische systeem is geschematiseerd. De doelstelling van het onderzoek is: Analyseren òf, en in welke mate, beekherstel en het aanleggen van retentiegebieden in een beekdal ten behoeve van de KRW en WB21 een versterkend effect kunnen hebben op wateroverlast benedenstrooms door middel van modellering in het beheergebied van Waterschap De Dommel en analyse van de gevolgen voor ’s-Hertogenbosch bij extreem hoogwater. De situatie bij ’s-Hertogenbosch is niet alleen afhankelijk van de aanvoer van De Dommel. De Dommel en de Aa komen samen in ’s-Hertogenbosch om samen als de Dieze af te voeren op de Maas. Als bij een hoge Maasstand dit niet meer mogelijk is, moeten beide rivieren over het Drongelens kanaal afvoeren dat een maximumcapaciteit heeft van 100m3/s. Wanneer Aa en Dommel samen meer dan 100m3/s aanvoeren, moet het overschot worden geborgen in de waterlopen en retentiegebieden. Vlak voor ’s-Hertogenbosch mondt de Essche Stroom uit in De Dommel. Over het algemeen voert de Aa het snelste haar water af, gevolgd oor de Essche Stroom en De Dommel. Door overlap van de afvoerkrommen van deze drie beken en de Maas, kan vertraging en versnelling van de afvoer evenals verlaging van de afvoer grote effecten hebben op de situatie in ’s-Hertogenbosch. Voor de simulatie van het systeem wordt uitgegaan van een maatgevende situatie met een herhalingstijd van ééns in de 150 jaar. Dit is de vastgestelde norm voor hoogwater in en om ’s-Hertogenbosch na de hoogwaters van 1995 en 1998. Om deze herhalingstijd te bereiken wordt gesimuleerd met een maasgolf van T=120 en een gebiedsdekkende neerslag op het gebied van De Dommel en de Aa met een herhalingstijd van T=100. De neerslag heeft de opbouw van een gemiddelde extreme neerslaggebeurtenis en is geschaald naar een T=100 situatie. Er wordt vanuit gegaan dat ook het hoogwater in de Maas wordt veroorzaakt door dezelfde bui (in de Ardennen). Het systeem is geschematiseerd met Sobek (1DFLOW, Overland Flow en RR) in combinatie met het Wageningenmodel (landelijke Neerslag-Afvoer) en het Dommel-RWZI model. De hoofdconclusies zijn dat beekherstel niet leidt tot een noemenswaardige verandering van de situatie in ‘s-Hertogenbosch en dat retentie, mits juist uitgevoerd wel een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan verlaging van het aankomend debiet benedenstrooms. Daarnaast wordt geconcludeerd dat retentiegebieden in het bovenstroomse deel van het stroomgebied een groot piekverlagend en een beperkt vertragend effect kunnen hebben op de situatie benedenstrooms. Retentiegebieden kunnen nutteloos of zelfs contraproductief blijken een extremere situatie dan waarop ze gebouwd zijn, en de locatie van het gebied voorheen ook inundeerde. Daarnaast kunnen retentiegebieden die niet direct effectief lijken omdat zij te vroeg of te laat ingezet worden, toch een groot effect hebben indien het moment van retentie samenvalt met de piek van een andere (samenkomende) beek. Afsluitend kan worden geconcludeerd dat de gekozen maatgevende situatie extremer is gebleken dan de T=150 waardoor de waterstanden in ’s-Hertogenbosch een vertekend beeld geven van het verschil tussen de gesimuleerde situaties. Er wordt aanbevolen om retentiegebieden zo in te richten dat zij voor verschillende extreme situaties effectief zijn, èn om altijd bij het ontwerp een effectstudie te maken voor de situatie benedenstrooms bij verschillende maatgevende situaties.
Item Type:Essay (Master)
Faculty:ET: Engineering Technology
Subject:56 civil engineering
Programme:Civil Engineering and Management MSc (60026)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/61047
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page