University of Twente Student Theses

Login

Optreden of door de vingers zien?! Een onderzoek naar de discretionaire bevoegdheid van jeugdagenten en welke argumenten doorslaggevend zijn bij het gebruiken van discretionaire bevoegdheid.

Oude Booijink, Lisanne (2013) Optreden of door de vingers zien?! Een onderzoek naar de discretionaire bevoegdheid van jeugdagenten en welke argumenten doorslaggevend zijn bij het gebruiken van discretionaire bevoegdheid.

[img] PDF
849kB
Abstract:Deze scriptie bevat een onderzoek naar de discretionaire bevoegdheid van jeugdagenten en welke argumenten daarbij doorslaggevend zijn. Om de jeugdproblematiek te verminderen zet de politie Twente jeugdagenten in. De jeugdagenten moeten ervoor zorgen dat er minder jongeren zullen afglijden richting het criminele circuit. De jeugdagenten beschikken daarom over een grote mate van deskundigheid. Op basis daarvan moeten zij situaties kunnen beoordelen en in beginsel zelf kunnen bepalen welke handelingsalternatieven in een gegeven situatie het best toepasbaar zijn. Het doel van dit onderzoek is om een beeld te krijgen hoe jeugdagenten omgaan met discretionaire ruimte. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren is gebruikgemaakt van de volgende vraagstelling. ‘Hoe maakt de jeugdagent gebruik van de beslissingsvrijheid waarover hij beschikt in zijn werk (discretionaire ruimte) en welke argumenten zijn doorslaggevend in zijn keuzes?’ Om deze centrale vraagstelling te kunnen beantwoorden, zijn er deelvragen opgesteld die in het vierde hoofdstuk behandeld worden. Het theoretisch kader is opgesteld aan de hand van de theorieën van Lipsky (1989) over streetlevel bureaucrats, theorie van Van der Veen (1990) over discretionaire ruimte en de theorie van Kagan (1978) over ambtelijke rationaliteiten. Op basis van die theorieën kan het gebruik van discretionaire bevoegdheid door jeugdagenten onderzocht worden. Het onderzoek is gebaseerd op een meervoudige case study. De cases zijn vier jeugdagenten. De jeugdagenten zijn geobserveerd om inzichtelijk te krijgen hoe zij gebruikmaken van de discretionaire bevoegdheid. Ook is er een documentenanalyse uitgevoerd om te weten te komen wat het beleid binnen de politieorganisatie is ten aanzien van jongeren en wat de verwachtingen zijn ten aanzien van jeugdagenten. In het vierde hoofdstuk zijn de gegevens die verkregen zijn uit de documentenanalyse en de observaties, geanalyseerd en zijn er antwoorden gegeven op de deelvragen. Het beleid binnen de politieorganisatie over jongeren kent zijn vertrekpunt in de toekomstvisie van 2005. Deze visie staat in het teken van de zaken die toen actueel waren. Die zaken hebben ondermeer betrekking op het wijkgericht werken door politieagenten, waarbij het principe van ‘kennen en gekend worden’ belangrijk is. De korpsbeschrijving van 2010 heeft daarop verder geborduurd. Het belangrijkste blijkt het principe van ‘kennen en gekend worden’ binnen de politieorganisatie. Politieagenten moeten zowel bij de jongeren als bij de ketenpartners gekend worden om te kunnen samenwerken. Verder blijkt dat er verwachtingen bestaan ten aanzien van jeugdagenten. De belangrijkste verwachtingen zijn het samenwerken en advies geven met/aan ketenpartners, professioneel handelen, hulp bieden wanneer nodig en ook jongeren van advies voorzien. Jeugdagenten maken gebruik van de discretionaire bevoegdheid bij het uitvoeren van taken als er geen strikte wet- of regelgeving bestaat voor het handelen. Zij handelen dan volgens de tegemoetkomende benadering, flexibele benadering en de terugtrekkende benadering, afkomstig uit de theorie. De theorie van Hirschi wordt door jeugdagenten gehanteerd om een keuze te maken uit hun repertoire van handelen (preventief, vroegsignalering en doorverwijzing, of repressief optreden). De jeugdagenten handelen op basis van het involvement-principe vaak signalerend en doorverwijzend. Op basis van het attachment-principe handelen ze vaak preventief en repressief. Op basis van beliefs handelen jeugdagenten preventief.Uit het onderzoek blijkt dat de jeugdagenten genoodzaakt zijn om gebruik te maken van discretionaire ruimte en dat doen zij op basis van drie mechanismen: creaming, herdefiniëren en domineren. Uiteindelijk is de centrale vraagstelling beantwoordt. Het blijkt dat jeugdagenten gebruik moeten maken van discretionaire ruimte, omdat de aspecten uit de theorie ook bij de jeugdagenten van toepassing zijn er toe leidt dat jeugdagenten gebruikmaken van discretionaire ruimte. Daarbij maken ze gebruik van de mechanismen uit de theorie om discretionaire bevoegdheid te verkrijgen. Maar deze argumenten zijn alleen toepasbaar als de jeugdagenten tijd hebben om hun handelen te verantwoorden. Als er geen tijd is, passen de jeugdagenten hun discretionaire bevoegdheid toe op basis van ervaring en intuïtie en niet volgens die mechanismen.
Item Type:Essay (Bachelor)
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:88 social and public administration
Programme:Public Administration BSc (56627)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/63903
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page