University of Twente Student Theses
Samenwerken bij openbare orde vraagstukken
Frons, Martine (2014) Samenwerken bij openbare orde vraagstukken.
PDF
2MB |
Abstract: | In Nederland vinden situaties plaats die een bedreiging (kunnen) vormen voor de openbare orde. Hierbij kan gedacht worden aan situaties zoals dreigingen van zogeheten school shootings, grote evenementen of demonstraties. In de aanpak van dergelijke veiligheidsvraagstukken werken vele actoren samen, zowel overheidspartijen als private partijen. In Nederland is in eerste instantie de burgemeester van een gemeente verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde (artikel 172 Gemeentewet). Hierbij heeft hij/zij verscheidene bevoegdheden. Daarnaast heeft de burgemeester gezag over de politie in haar gemeente. Aan het hoofd van het lokale politieteam staat een politiechef. In het handhaven van de openbare orde zal deze politiechef veelal samenwerken met de burgemeester. Dus, naast de burgemeester heeft de politie ook een taak in het handhaven van de openbare orde. In de aanpak van dergelijke vraagstukken zal de gemeente dus veelal samenwerken met de lokale politie. Echter, wanneer vraagstukken complexer worden heeft de politie de mogelijkheid om een projectorganisatie zogeheten 'Staf Bijzonder en Grootschalig Onderzoek' (SGBO) onder leiding van een algemeen commandant in te stellen. Door middel van dit rapport zullen de resultaten kenbaar worden gemaakt van onderzoek dat is uitgevoerd naar de samenwerking tussen politie actoren zoals een lokale politiechef, een algemeen commandant, gemeenten en eventueel andere (private) partijen in de aanpak van openbare orde vraagstukken. Er is onderzocht welke factoren effect hebben op het samenwerkingsproces tussen deze actoren. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren is allereerst nagegaan op welke wijze de samenwerking tussen de genoemde actoren kan worden getypeerd. Als het gaat om organisatievormen in samenwerkingsverbanden dan worden door Entwistle et al. (2007), Powell (1990), Meuleman (2008) en Van Heffen & Klok (2000) onderscheid gemaakt tussen een drietal bestuursvormen; een hiërarchische vorm, een marktgeoriënteerde vorm en een netwerkvorm. Er is een analyse uitgevoerd met behulp van de typologie van Van Heffen en Klok (2000) om te achterhalen hoe de samenwerking tussen politie actoren, gemeenten en eventueel overige (private) partijen kan worden getypeerd. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat dit samenwerkingsverband als een netwerkvorm kan worden beschouwd. Vervolgens is door middel van het opstellen van een theoretisch kader inzicht verkregen in de interactie binnen een netwerk. Daarbij is gebruik gemaakt van de dialectical approach van Marsh en Smith (2000), theorieën van Klijn, Steijn en Edelenbos (2010) en Provan en Kenis (2007). Aan de hand van deze theorieën is een theoretisch model opgesteld wat de interactie binnen een netwerk kan verklaren. In dit theoretisch model zijn een tiental factoren verwerkt die globaal zijn onder te verdelen in de volgende drietal overkoepelende factoren; factoren ten aanzien van de structuur van een netwerk, factoren op actorniveau en exogene factoren. Naar aanleiding van dit theoretisch model zijn een zestal hypothesen opgesteld. Vervolgens is door het uitvoeren van een vergelijkende casestudy onderzoek gedaan naar een drietal openbare orde vraagstukken in de politie eenheid Noord-Nederland. Dit waren de TT Assen 2013, Serious Request 2013 en het bezoek van minister Kamp aan Loppersum. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in de aanpak van openbare orde vraagstukken interactie plaatsvond op verschillende niveaus. Afstemming met externe partijen vond plaats op het operationele niveau. Ten aanzien van de samenwerking tussen de lokale politie, de SGBO en de gemeente is naar voren gekomen dat de positie van de SGBO in deze samenwerking niet altijd helder is. De SGBO levert wel een belangrijke rol in het verkrijgen van de gewenste middelen voor de lokale politie. Uit de onderzochte cases is naar voren gekomen dat de strikte driedeling die Provan en Kenis (2007) hanteren niet altijd op gaat. In de onderzochte cases was sprake van een soort van hybride vorm. In eerste instantie was sprake van een shared governance vorm, maar wanneer ingrijpende beslissingen of probleempunten moesten worden aangepakt was er sprake van een lead organization vorm. Een volgende bevinding die uit dit onderzoek naar voren is gekomen is dat in geen van de onderzochte cases de waarden van de factoren overeenkomen met de waarden omschreven door Provan en Kenis (2007). Deze bevinding toont aan dat een netwerk met een shared governance vorm en een lead organization als organisatievormen wel degelijk effectief kunnen zijn wanneer andere waarden worden aangenomen dan door Provan en Kenis (2007) worden verondersteld. Tevens is uit de onderzochte cases naar voren gekomen dat netwerkmanagement wel degelijk een belangrijke factor is in het bereiken van een succesvolle samenwerking. Om het samenwerkingsproces te verbeteren zijn de volgende aanbevelingen gedaan: - Zorg bij aanvang van het samenwerkingsproces voor een duidelijke rolverdeling - Leg de verantwoordelijkheid vanuit de politie op één punt neer - Zorg voor een goede afstemming tussen de SGBO en de lokale politie Door bij aanvang van het samenwerkingsproces te kiezen voor een duidelijke rolverdeling tussen de SGBO en de lokale politie kan één aanspreekpunt voor het onderhouden van externe contacten worden aangesteld. De SGBO is een monodisciplinaire structuur, waarbij het dus voor externe partijen niet zou moeten uitmaken hoe deze interne rolverdeling is. Externe partijen willen enkel een aanspreekpunt binnen het netwerk waarmee zij politiële aangelegenheden kunnen regelen en/of afstemmen. Door een duidelijke rolverdeling te kiezen wordt hieraan bijgedragen. Een tweede punt dat uit dit onderzoek naar voren is gekomen is dat naast onduidelijkheid over de positie en rolverdeling van de SGBO er ook onduidelijkheid is over de vraag wie nu eigenlijk verantwoordelijkheid is wanneer een SGBO is ingesteld. Er is naar voren gekomen dat zowel bij de lokale politiechef als de algemeen commandant het besef aanwezig is dat zij verantwoordelijk zijn voor de aanpak van het openbare orde vraagstuk. In harmonieuze situaties zal dat wellicht geen problemen gaan opleveren, maar wat als er ingrijpende beslissingen moeten worden genomen in de aanpak van een veiligheidsvraagstuk. Wie is dan de persoon die daar zeggenschap over heeft? Is dat de algemeen commandant van de SGBO of de lokale politiechef? Door de verantwoordelijkheid bij één punt neer te leggen kunnen dergelijke vraagstukken worden voorkomen. Tot slot is een goede afstemming tussen de SGBO en de lokale politie van belang om lokale kennis in acht te nemen en gebruikt te maken van de goede contacten die bijvoorbeeld een lokale politiechef heeft met het openbaar bestuur. Daarnaast dient een goede afstemming te voorkomen dat er verschillende boodschappen worden gecommuniceerd richting het openbaar bestuur. Door de bovenstaande aanbevelingen in acht te nemen kan het samenwerkingsproces tussen een algemeen commandant, een lokale politiechef en gemeenten worden verbeterd. |
Item Type: | Essay (Master) |
Faculty: | BMS: Behavioural, Management and Social Sciences |
Subject: | 88 social and public administration |
Programme: | Public Administration MSc (60020) |
Link to this item: | https://purl.utwente.nl/essays/64981 |
Export this item as: | BibTeX EndNote HTML Citation Reference Manager |
Repository Staff Only: item control page