University of Twente Student Theses
Gemeentelijke samenwerking : vorm en ervaringen. Een onderzoek naar de samenwerking tussen Twentse gemeentelijke organisaties bij de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin.
Mengerink, L. (2014) Gemeentelijke samenwerking : vorm en ervaringen. Een onderzoek naar de samenwerking tussen Twentse gemeentelijke organisaties bij de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin.
PDF
1MB |
Abstract: | Gemeenten kennen al sinds hun bestaan vormen van gemeentelijke samenwerking (Zwaan, 2005). In dit onderzoek wordt de samenwerking tussen Twentse gemeenten beschreven tijdens de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: “Op welke wijze werkten Twentse gemeentelijke organisaties tussen 2007 en 2011 samen bij de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin en in hoeverre wordt die samenwerking als succesvol ervaren door bij de samenwerking betrokken gemeentelijke organisaties?” Het onderzoek is gebaseerd op theorieën over samenwerkingsvormen van Korsten, Becker & van Kraaij (2006), Provan & Kenis (2008) en Agranoff (2006). Korsten, Becker & van Kraaij (2006) beschrijven vier verschillende vormen van samenwerking tussen gemeenten, te weten: ‘netwerkconcept’, ‘centrumconcept’, ‘matrixconcept’ en het ‘shared service centrum concept’ (SSC). Provan & Kenis (2008) omschrijven drie verschillende vormen van samenwerking binnen een netwerk, namelijk: ‘participant-governed network’, ‘lead organization-governed network’ en ‘network administrative organization’. Agranoff (2006) legt de nadruk op het product welke tijdens de samenwerking onderling uitgewisseld wordt. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er semigestructureerde interviews afgenomen in de gemeente Almelo, Hengelo, Twenterand en bij de GGD Twente. Het interview bestond uit vragen met betrekking tot de vorm van samenwerking en uit vragen met betrekking tot de ervaring van de respondent met de samenwerking. De verzamelde data is vervolgens geanalyseerd door de uitgewerkte interviews te reduceren, te fragmenteren en vervolgens te labelen aan de hand van opgestelde deelvragen, met als doel deze deelvragen te kunnen beantwoorden. De conclusie is dat er al een vorm van regionale samenwerking rondom jeugdgezondheidszorg bestond, zowel bestuurlijk als ambtelijk overleg, voordat de samenwerking m.b.t. het oprichten van de CJG’s ontstond. Binnen het ambtelijk overleg is de wens ontstaan om de oprichting van de CJG’s regionaal op te pakken en vanuit daar is een projectgroep ontstaan met daarin vijf gemeenten. Onder deze projectgroep kwamen werkgroepen, waarbij elke gemeente ten minste in één werkgroep vertegenwoordigd was. De werkgroepen en de projectgroep voorzagen het ambtelijk overleg van informatie en voorstellen betreffende de samenwerking bij het oprichten van de CJG’s. De samenwerking is over het algemeen als zeer positief ervaren. Het enige nadelige punt welke de samenwerking met zich mee bracht bleken sommige bestuurswisselingen. Deze wisselingen zorgden in sommige gevallen voor koerswijzigingen die niet altijd ten goede van dit project kwamen. Verder werd de samenwerking als zeer positief bestempeld. Een ieder had de wil om de samenwerking aan te gaan. Met name de samenwerking rondom de informatie- en adviesvoorziening, ‘Loes’, wordt als zeer succesvol beschreven. |
Item Type: | Essay (Bachelor) |
Faculty: | BMS: Behavioural, Management and Social Sciences |
Subject: | 88 social and public administration |
Programme: | Management Society and Technology BSc (56654) |
Link to this item: | https://purl.utwente.nl/essays/66316 |
Export this item as: | BibTeX EndNote HTML Citation Reference Manager |
Repository Staff Only: item control page