University of Twente Student Theses
De invloed van organisatorische inertie op BIM volwassenheid. Een onderzoek naar BIM adoptie bij Van Hattum en Blankevoort Regio Noord.
Groeneweg, T. (2019) De invloed van organisatorische inertie op BIM volwassenheid. Een onderzoek naar BIM adoptie bij Van Hattum en Blankevoort Regio Noord.
Full text not available from this repository.
Full Text Status: | Access to this publication is restricted |
Abstract: | In de zomer van 2017 werkt Van Hattum en Blankevoort aan de visie 2020 waarbij het verhogen van rendement, het verlagen van faalkosten, het samenwerken met (eigen)partners en de doorlooptijd verkorten centraal staan. Om dit te bewerkstelligen kiest men er voor het Bouw Informatie Model (BIM) integraal te gaan gebruiken voor alle vakgebieden binnen de organisatie. Van Hattum en Blankevoort staat aan de begin van dit proces. De adoptie van BIM veronderstelt een grote aanpassing in werkwijze, waarbij de bedrijfsleider en de werkgroep al ervaren hebben dat de invoering van dit proces veel weerstand gaat opleveren. De vraag is dan ook hoe deze organisatorische inertie verlaagt kan worden zodanig dat BIM adoptie slaagt en de speerpunten uit de visie 2020 behaald worden. Het doel van dit onderzoek is om de BIM volwassenheid van Van Hattum en Blankevoort toe te laten nemen door VHB concrete aanbevelingen te doen ten opzichte van BIM adoptie en de verlaging van organisatorische inertie die gepaard gaat bij dit proces. Hieruit volgt de volgende onderzoeksvraag: Welke invloed heeft de organisatorische inertie op BIM volwassenheid? Voor de bepaling van het BIM volwassenheidsniveau is gekozen om de Maturity Modellen van Bew en Richard, B. Succar en Siebelink, Adriaanse & Voordijk te verenigen tot een nieuw Maturity Model. De beschrijving van het adoptieproces heeft plaats gevonden aan de hand van de volwassenheidsmatrix van Siebelink, Adriaanse & Voordijk. Voor de verklaring van het (lage) BIM adoptie niveau en de aanwezige organisatorische inertie is gebruik gemaakt van het verklaringsmodel voor verandering van Gilbert en de theorie over organisatorische inertie van Kinnear en Roodt. De data voor het onderzoek is verkregen middels interviews met betrokkenen waarbij grand tour en mini tour vragen zijn gesteld en een licht etnografisch onderzoek op de werkvloer van VHB. Bij aanvang van dit onderzoek bevindt VHB zich voornamelijk op BIM volwassenheidsniveau 0/1. Alleen op gebied van ICT (infrastructuur) zijn zij verder. Het advies luidt om op basis van de opstelde visie 2020 en de heersende bedrijfscultuur door te groeien naar BIM volwassenheidsniveau 2/3. Er kan geconcludeerd worden dat de organisatorisch inertie en het lage BIM niveau met name bepaald wordt door het ontbreken aan dreigingsperceptie, de routinestarheid binnen de organisatie en het BIM niveau van ketenpartners/zusterbedrijven. Een positief effect ontstaat doordat er in de bedrijfscultuur van VHB geëxperimenteerd mag worden. Men kan fouten maken en is niet bang afgestraft te worden. Medewerkers hebben het gevoel dat de kwaliteiten goed benut worden en men staat open voor verandering. Om de adoptie van BIM te doen slagen zijn er de volgende aanbevelingen: Bewerkstellig de stappen welke beschreven zijn in het volwassenheidsmatrix van Siebelink, Adriaanse & Voordijk, waarbij de organisatie gelijktijdig een overgang maakt in levels, maar niveaus elkaar kunnen ontlopen, zodoende kan het volwassenheidsniveau van de organisatie verhoogd word. En anticipeer op de (al aanwezige) organisatorische inertie. Dit laatste houdt in dat men zich moet richten op het verbeteren van de samenwerking met ketenpartners en zusterbedrijven en het vastleggen van afspraken om mede te voorkomen dat men terugvalt op oude werkwijzen. Medewerkers dienen beter geïnformeerd te worden om zo meer betrokken te raken bij het proces, de noodzaak van BIM en wat het kan opleveren in te zien. Er is behoefte aan (meer) sturing van bovenaf en aanmoediging/beloning. Door medewerkers te trainen, meer verantwoordelijkheid te geven in projectteams en onderdeel te laten worden van de besluitvorming kan de inertie verlaagd worden. Eerdere negatieve ervaring met digitaal werken is een aandachtspunt. En tot slot is het volledig ondersteuning in middelen, met nadruk op tijd, noodzakelijk. De omvang van dit onderzoek kan ter discussie gesteld worden. Ook zijn de gebruikte methodes voor het meten van inertie nog niet eerder op de sector toegepast. De interviews zijn afgenomen onder medewerkers die veelal openstaan voor het werken met BIM en dit kan een vertekend beeld geven. |
Item Type: | Essay (Bachelor) |
Faculty: | ET: Engineering Technology |
Subject: | 56 civil engineering |
Programme: | Civil Engineering BSc (56952) |
Link to this item: | https://purl.utwente.nl/essays/80674 |
Export this item as: | BibTeX EndNote HTML Citation Reference Manager |
Repository Staff Only: item control page