University of Twente Student Theses

Login

Het transhumanisme geëvalueerd : de conceptie van het posthumane kleinkind; nastrevenswaardig doel, of onafwendbaar noodlot?

Soeteman, Sander (2005) Het transhumanisme geëvalueerd : de conceptie van het posthumane kleinkind; nastrevenswaardig doel, of onafwendbaar noodlot?

[img] PDF
497kB
Abstract:Jos de Mul heeft ons in zijn boek Cyberspace Odyssee gewezen op onze evolutionaire verantwoordelijkheid om ons in een symbiotisch samenspel met de technologie te ontwikkelen tot een posthumaan wezen; een wezen, waarin wij onze opvolger zullen herkennen en dat in die zin voorbij de mens gaat. In zijn betoog verwijst de Mul veelvuldig naar de filosofie van Friedrich Nietzsche en de evolutietheorie van Charles Darwin. De Mul’s transhumanisme wordt in hoofdstuk 2 ingeleid. Transhumanisten als de Mul lijken ons te willen storten in een verregaande technificatie van de menselijke moraal, maar welke gevolgen heeft dit voor onze autonomie? En wat zegt dit uiteindelijk over ‘de mens’? In het hoofdstuk 3 zal het antwoord op deze vragen gezocht worden door Descartes’ autonome subject af te zetten tegen Donna Haraway’s Cyborg. De ontwikkeling van technologie sinds de industriële revolutie wordt vaak vergeleken met een onbestuurbaar voortrazende trein, met de mens aan boord als willoze passagier. Hierin dienen wij volgens het transhumanisme van de Mul echter niet de ontworteling van de mens uit zijn oorspronkelijke habitat in de natuur te herkennen; het idee van ‘de mens’ berust namelijk op een geschiedkundige illusie. Descartes’ autonome subject, dat als rationeel wezen met een eigen identiteit door middel van bewuste keuzes vorm geeft aan de invulling van zijn leven heeft nooit bestaan. Technologie berooft het individu niet van zijn autonomie door hem te gijzelen in een ‘verstrengeling van humaniteit en technische rationaliteit’ (Kunneman, 1996, 70), maar de (technologische) veranderingen die wij als mens ondergaan laten ons zien, dat er nooit zoiets heeft bestaan als ‘de mens’ als a-priori gegeven. Donna Haraway beschouwt het mens-zijn niet als een articulatie van het a-priori wezen van ‘de mens’ als autonoom subject, maar beschouwt de mens als een constructie; een samenraapsel van lotgevallen, binnen een sociaal-culturele context en omgeving. Om over deze identiteiten als constructies te kunnen spreken, introduceerde Haraway een figuur die hiertoe meer geschikt is dan Descartes’ autonome subject; de Cyborg. Cyborgs kennen geen oorspronkelijke, voorgegeven natuur en evenmin bezitten ze een vooraf vastgelegde identiteit. Ze zijn constructies die eindeloos transformeerbaar zijn. De Cyborg stelt een grensgeval tussen mens en technologie voor, zonder eenduidige betekenis of identiteit. Als wezens wiens context, levenswereld, sociale relaties en zelfinterpretatie door en door getekend zijn door een leefomgeving die rijkelijk gelardeerd is met technologische artefacten, kunnen wij ons volgens Haraway allemaal kennen als een incarnatie van de Cyborg. De Cyborg, zo zegt Haraway, is onze ontologie (CM, 84). Voor onze ontologie kunnen wij dus niet terugvallen op een oorsprong, aangezien wij ontologisch pas gestalte krijgen in interactie met onze omgeving. In onze huidige technologische omgeving roept dit het beeld op van de mens als Cyborg in een grensverwarrende constructie van biologie en technologie. Het ‘trans’ aan het humanisme van de Mul lijkt hiermee eerder te volgen vanuit de menselijke aard, dan dat we het moeten veroordelen vanwege de onheuse invloed van technologie op onze autonomie. Tegenwoordig is techniek rijkelijk aanwezig in onze leefomgeving. Daardoor bepaalt ze in termen van Haraway een groot deel van onze identiteit als constructie. Wij lijken ons inderdaad in symbiose met de techniek te ontwikkelen, geheel volgens het toekomstbeeld van transhumanisten als de Mul. Maar hoe is techniek voor ons aanwezig in de relatie die we met haar aangaan? In hoofdstuk 4 wordt aan de hand van de filosofie van Don Ihde onderzocht welke invloed onze grensverwarrende relatie met technologie heeft op onze ervaring van onze omgeving. Ihde heeft de relaties die wij met techniek aangaan geanalyseerd naar de manier waarop ze in onze ervaring aanwezig zijn. Hiertoe heeft hij twee niveau’s van perceptie onderscheiden, de micro- en de macroperceptie. De techniek speelt in Ihde’s filosofie een rol in onze microperceptie, de zintuiglijke waarneming. In onze macroperceptie vervolgens, wordt deze sensorische waarneming geïnterpreteerd binnen ons individuele kader. Ihde heeft bovendien de verschillende relaties die wij met techniek aan kunnen gaan geanalyseerd en benoemd. De – voor de bepaling van onze ervaring – belangrijkste relatie is de bemiddelingsrelatie, waarin onze omgeving voor ons gemedieerd wordt door techniek, zoals dit het geval is bij een blindenstok, of een bril. Peter-Paul Verbeek wijst erop, dat het onderscheid dat Ihde aanbrengt tussen de twee niveau’s van perceptie, onjuist is. (Technologische) artefacten bevinden zich niet alleen in onze microperceptie, maar beïnvloeden bovendien de manier waarop de ervaring vervolgens in onze macroperceptie bepaald wordt. Het ‘hoe’ van de mediatie staat nooit los van zijn interpretatie. “De relatie tussen subject en object bepaalt mede wat subject en object zelf zijn: in hun onderlinge relatie zijn ze niet alleen op een bepaalde manier voor elkaar aanwezig, maar worden ze mede geconstitueerd. Mensen en de door hen ervaren wereld zijn producten van mediatie, geen vaste polen waartussen die mediatie zich afspeelt” (DD, 147). Het tweede punt waar Ihde in zijn analyse aan voorbij gaat, wordt gevormd door het verschijnsel dat (technologische) mediatie mede vorm geeft aan de ervaring van een gebeurtenis of een object. In zijn hoofdwerk, The medium is the message, maakt Marshall Mc Luhan inzichtelijk dat het niet de inhoud van de boodschap is wat het verschil maakt, maar juist de manier waarop de boodschap (technologisch) gemedieerd wordt. Verschillende manieren van mediatie, zorgen ervoor dat eenzelfde artefact of gebeurtenis op evenzoveel verschillende manieren ervaren kan worden. Datgene, wat ons doet beseffen dat wij zijn wie wij zijn, wordt gevormd door onze ervaring van de plaats die wij innemen in onze leefomgeving en van de ervaring van ons zelf. In deze ervaring kunnen wij ons zelf herkennen. Onze leefomgeving echter, wordt steeds meer technologisch van aard. Met de filosofie van Ihde, Verbeek en McLuhan kan hiermee geïmpliceerd worden, dat wij ons zelf steeds meer vanuit technologische duidingen gaan begrijpen. De techniek dringt binnen in de manier waarop wij onze omgeving en ons zelf ervaren. Haraway’s beeld van ‘de mens’ als Cyborg blijkt hiermee ook vanuit onze ervaring van ons zelf gerechtvaardigd te zijn. Doordat techniek zich geleidelijk een weg binnen de bepaling van de ervaring van ons zelf en onze omgeving lijkt te vinden, lijkt de transhumanistische belofte van het posthumane wezen bovendien een gradueel en vanzelfsprekend proces te zijn.
Item Type:Essay (Master)
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:08 philosophy
Programme:Philosophy of Science, Technology and Society MSc (60024)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/66558
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page